De ministersploeg van Rutte IV is inmiddels aan de slag. Niet eerder zaten er zoveel vrouwelijke ministers in het kabinet: de verdeling is nu 50/50. Wat betekent dat – ook voor de inhoud? In dit blog reflecteren Floortje Fontein en Zahra Runderkamp op de samenstelling van Rutte IV en geven zij een kijkje achter de cijfers.
Een meer diverse ministersploeg
Waar Kabinet Balkenende I in 2002 nog maar één vrouwelijke minister had, zitten we nu op tien. Daarmee is Rutte IV het eerste kabinet met een nu al historische 50/50 verdeling. Daar is al veel aandacht voor geweest in de media, zie bijvoorbeeld de bijdragen van experts bij EenVandaag en Koffietijd. Voor velen kwam het nieuws over de samenstelling van de ministersploeg onverwacht: tijdens de formatie van Rutte III in 2017 noemde de minister-president de man/vrouw verdeling in zijn kabinet namelijk nog “secundair” en leverde zijn partij de VVD slechts één vrouwelijke minister.
De ministersploeg van Rutte IV is in meerdere opzichten diverser dan vorige kabinetten. Zo zijn er vier openlijke LHBTI+ ministers: Hanke Bruins Slot (CDA, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), Kajsa Ollongren (D66, minister van Defensie), Mark Harbers (VVD, minister van Infrastructuur en Waterstaat) en Rob Jetten (D66, minister voor Klimaat en Energie). En twee ministers met een migratieachtergrond: de Koerdisch-Nederlandse Dilan Yesilgöz (VVD, minister van Justitie en Veiligheid) en Franc Weerwind (D66, minister voor Rechtsbescherming); de eerste minister met Surinaamse roots sinds 1905.
Waarom is deze doorbraak in gendergelijkheid en bredere, zichtbare representatie van belang? Een divers kabinet in termen van onder andere gender is essentieel voor een evenwichtige vertegenwoordiging en een kwalitatief goede besluitvorming, gebaseerd op de ervaringen en expertise van verschillende soorten mensen. Natuurlijk zijn er nog vele aspecten van Diversiteit waarop in de toekomst terrein gewonnen kan worden. Zo is veruit het grootste deel van de ministersploeg opgeleid op hbo- of wo-niveau en komen ze vrijwel allemaal uit de Randstad.
Geen Stereotype taakverdeling
Onderzoek door politicologen Mona Lena Krook en Diana O’Brien laat zien dat in het verleden bepaalde ministeries voornamelijk werden toegewezen aan vrouwelijke ministers en andere aan mannelijke ministers. Zo werden vrouwelijke ministers geplaatst bij de ministeries van Cultuur, Onderwijs of Volksgezondheid. Landbouw, Financiën en Defensie werden gezien als de meer ‘mannelijke’ ministeries; die posten gingen dan ook vaker naar mannen.
In verschillende opzichten breekt Rutte IV met deze Stereotype portefeuilleverdeling: Defensie gaat (weer!) naar een vrouw (Kajsa Ollongren, D66) en er zit voor het eerst ooit een vrouw op het ministerie van Financiën (Sigrid Kaag, D66). Minister van Financiën is politiek gezien een belangrijke positie, want vrijwel elk politiek besluit gaat gepaard met nieuwe uitgaven of inkomsten. Kaag zei hier zelf het volgende over in een interview met het AD: “We hebben ambitieuze plannen voor de komende periode. Nederland staat voor grote keuzes en grote investeringen. In het onderwijs. In de klimaataanpak. In een sterk Europa. De rol van de minister van Financiën is cruciaal bij een verantwoorde uitvoering van deze plannen.”
Rolmodel of doelwit?
De vrouwelijke ministers in het nieuwe kabinet hebben ook symbolisch gezien een belangrijke functie. Minister is tenslotte een van de meest zichtbare politieke posities; vrouwelijke ministers dragen bij aan de herkenning van vrouwen in de politiek en leiderschap in het algemeen. Dit komt ook omdat ze veel in de media komen en daardoor heel zichtbaar zijn. Onderzoek bevestigt dat vrouwelijke ministers als rolmodel kunnen dienen voor meisjes en (jonge) vrouwen. Maar aan die zichtbaarheid zit ook een keerzijde, in de vorm van (online) haat, intimidatie en geweld. Zo werd minister Kaag vier dagen voor de beëdiging van Rutte IV bedreigd door een man met een brandende fakkel die voor haar huis stond. En kreeg minister Yeşilgöz van binnen het parlement haat over zich heen, toen PVV-leider Wilders haar online aanviel op haar afkomst.
Vrouwelijke politici spreken zich regelmatig uit over de online haat waar zij als vrouw in de politiek mee te maken krijgen. Voor een oplossing of het voorkomen hiervan ontbreekt het echter aan een goede aanpak. Bovendien is de haat vaak nog erger op meer zichtbare posities (partijleider, minister). Kaag zei hierover: “Het wordt vrouwen moeilijker gemaakt zich uit te spreken in het publieke debat. Wie zijn mond opendoet, krijgt een stortvloed van haat terug, met name van de anonieme toetsenbord ridders op Twitter.” (RTL Nieuws)
De haat wordt versterkt wanneer je bij een minderheidsgroep behoort; onder meer vrouwen van kleur, moslima’s en jonge vrouwen krijgen het extra zwaar te verduren omdat zij naast seksisme ook kampen met andere vormen van discriminatie. We kunnen dit onder andere duiden dankzij onderzoek uit Zweden, dat laat zien dat hoe zichtbaarder een politica is, hoe meer haat zij over zich heen krijgt. Dit soort patronen zien we ook in Nederland terug. Nu er veel vrouwen in het kabinet zitten, moeten zij hun werk vrij van (online en offline) geweld kunnen uitvoeren. Dat is een belangrijke voorwaarde voor het goed functioneren van de Nederlandse politiek en democratie.
Divers, maar ook inclusief?
Dat de ministersploeg van Rutte IV meer divers is geworden kan positieve effecten hebben op het creëren van rolmodellen en het breken met Stereotype opvattingen over hoe politiek leiderschap eruit moet zien. Tegelijkertijd is het belangrijk wat de ministers inhoudelijk gaan doen om gendergelijkheid in Nederland vooruit te helpen en Nederland inclusiever te maken. Rutte IV is immers een centrum-rechts en liberaal kabinet, waarbij de VVD en de CDA een conservatief-rechtse politieke meerderheid vormen, naast het sociaal-liberale D66. Wat betekent dat voor het beleid wat dit kabinet gaat voeren?
Onder meer WOMEN Inc. schreef al eerder uitgebreid over de rol van gendergelijkheid in het regeerakkoord. Een aantal onderwerpen die traditioneel belangrijk zijn voor vrouwen, zijn nu eindelijk in het regeerakkoord opgenomen, zoals kinderopvang, en er zijn belangrijke stappen gemaakt in het betaald kinderverlof voor beide ouders. Ook ziet er ernaar uit dat de bedenktijd voor abortus wordt afgeschaft en wordt er gedebatteerd over de vergoeding van anticonceptie in het basispakket.
Tegelijkertijd zijn er nog genoeg punten aan te wijzen waarop het beter kan. Dr. Chantal Remery, onderzoeker aan de Universiteit Utrecht, wijst terecht op de ongelijke verdeling van arbeid en zorgtaken tussen mannen en vrouwen in Nederland, en de representatie van vrouwen in de top. Zonder een integrale beleidsaanpak van deze kwesties zal de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt aanhouden, merkt ook onderzoeker Dr. Mara Yerkes op.
Ook hervormingen in de gezondheidszorg of onderwijs waarbij gendergelijkheid in acht wordt genomen ontbreken nog in het regeerakkoord. WOMEN Inc. geeft daarin al een voorzetje, zoals een gezondheidszorg die zich minder richt op het mannenlichaam als norm, of het doorbreken van stereotypen in schoolboeken.
De helft vrouwen in het kabinet is een historische stap. Met hun zichtbaarheid breken de vrouwelijke ministers een barrière, maken zij seksisme meer zichtbaar en zorgen ze ervoor dat meisjes opgroeien met meer zichtbare vrouwelijke politici dan ooit. Het betekent echter niet direct dat het beleid dat het kabinet maakt meer progressief of inclusief zal zijn. Of het nu gaat om justitie of zorg, om milieu of onderwijs; het perspectief van zoveel mogelijk verschillende vrouwen moet worden meegenomen. Pas dan kan gendergelijkheid – zónder dat sommige groepen vrouwen nog gediscrimineerd worden – een realiteit worden.
Meer weten?
Samenwerking
Dit artikel is een samenwerking tussen feministisch tijdschrift LOVER en Stem op een Vrouw. Vind jij het belangrijk dat dit soort artikelen worden geschreven? Doneer dan aan dit werk!