Door Zahra Runderkamp
Als er 30 procent vrouwen zijn, dan verandert alles – zo is het idee. Als ik een euro kreeg voor elke keer dat ik dit hoor, dan was ik nu rijk. Maar helaas, het ligt zoals zo vaak ingewikkelder. Dat die 30 procent ergens op slaat, dat is nog helemaal niet zo duidelijk.
De discussie over een ‘kritische massa’, of en wanneer vrouwen in de politiek, aan de universiteit, in het bedrijfsleven (et cetera) een verschil zouden (kunnen) maken, speelt al decennia. 30 procent vrouwen is het meest genoemde percentage voor zo’n kritische massa. 30 procent werd en wordt ook veelvuldig overgenomen door organisaties zoals de Verenigde Naties als het punt waarop vrouwen verschil gaan maken. En ik hoorde ‘m ook deze week weer in een paneldiscussies terugkomen. Ik begrijp dat mensen dat discours overnemen, maar waar die 30 procent precies op gebaseerd is blijft onduidelijk.
Even uitzoomen. Het idee van zo’n kritische massa is overgenomen uit de natuurkunde waarbij de kleinste massa wordt aangeduid waarmee een kettingreactie kan ontstaan. Als de politicologie net als natuurkunde experimenten kon uitvoeren in laboratoria… Waarbij je dan factoren stabiel kan houden, en andere factoren juist kan veranderen, in een gecontroleerde setting. Tsja, daar kunnen politicologen alleen maar van dromen. Dan hadden we inmiddels een beter antwoord gehad op de vraag hoe we zo’n politieke kettingreactie succesvol kunnen starten, en bij welk percentage dat precies gebeurt.
Wel kunnen we met zekerheid vaststellen dat het argument van zo’n kritische massa bij het behalen van 30 procent vrouwen als argument op zich veel invloed heeft gehad. In het bijzonder gaat het dan om de discussie rondom het invoeren van quota, waarbij 30 procent verreweg het meest gebruikte percentage is. Zo is het kritische massa argument, ook zonder verdere onderbouwing, op zichzelf krachtig geweest.
30 procent is simpelweg niet genoeg om te veranderen hoe we politiek bedrijven.
Tot op heden zien we nog niet overal 30 procent vrouwen in de politiek, bedrijfsleven, enzovoorts. Als ik naar de Nederlandse politiek kijk, zie ik een bijzonder zware uitdaging bij onder andere de groep commissarissen van de Koning, de waterschappen, wethouders – we blijven onder die 30 procent steken.
In zulke gevallen is het idee om een quotum van 30 procent in te voeren op zich een mooie stimulans om extra aandacht te genereren; om net dat laatste zetje te geven. Maar het is ook gek dat we ons zo’n min of meer willekeurig percentage hebben laten aanleunen. Wat is er gebeurd met vrouwen zijn de helft van de bevolking? Hoewel: het gebrek aan 30 procent vrouwen wordt nu ook wel gebruikt om uit te leggen waarom vrouwen tot op dat moment nog niet alles anders hebben gedaan.
Want ja, een wake up call: 30 procent is simpelweg niet genoeg om te veranderen hoe we politiek bedrijven. Dat liet ik ook al zien in onderzoek naar ‘vrouwen-gemeenten’, waar alle wethouders vrouw zijn. Waarheid is dat de tot op heden door mannen gedomineerde en vormgegeven politieke cultuur sterk in zijn schoenen staat, een lange historie kent, en slechts kleine scheurtjes laat zien.
Samenwerking
Dit artikel is geschreven voor Binnenlands Bestuur door Zahra Runderkamp (1991), onderzoeker Diversiteit in de politiek. Bij Binnenlands Bestuur kijkt ze maandelijks met een wetenschappelijke bril naar vraagstukken over Diversiteit en inclusie in het Nederlandse openbaar bestuur. Vanuit Stem op een Vrouw doet ze onderzoek, zoals Wie wil er nog de politiek in? Onderzoek naar de invloed van geweld op politieke aspiraties van vrouwen voor Alliantie Politica.
Haar vorige artikel lees je hier.