Veel gemeenten hebben te maken met financiële tekorten, zo ook Amsterdam. Bij bezuiniging trok emancipatiebeleid hier vaak aan het kortste eind. Zo zagen we in de jaren ‘90 een flinke kaalslag in het veld van vrouwenorganisaties en welzijnswerk. Op 25 mei nodigden Stem op een Vrouw en Equals Amsterdam vrouwelijke raadsleden, stadsdeelcommissieleden, ambtenaren en vrouwenorganisaties uit Amsterdam uit om in gesprek te gaan over het heden. Hoe werk je in financieel krappe tijden aan een inclusieve stad?
De meet-up start met een korte historie van het emancipatiebeleid in de gemeente Amsterdam van de jaren ’70 tot nu, verteld door Devika Partiman (voorzitter Stem op een Vrouw). In de jaren ’60 en ’70 bloeide de vrouwenbeweging namelijk voor het eerst in tijden groots op. Door de grote hoeveelheid organisaties ontstond in 1977 het Stedelijk Overleg Orgaan Vrouwenwerk Amsterdam (SOOVA), een vrijwilligersorganisatie gericht op het ondersteunen van vrouwengroepen in Amsterdam. SOOVA groeide uit tot een stedelijk emancipatie steunpunt en kreeg vanaf 1983 subsidie van het Rijk. Per 1 januari 1993 werd het SOVA weer terug overgedragen van het Rijk naar de gemeente, en werd naam gewijzigd naar Emancipatiebureau Amsterdam (EBA). Toen in 1994 de emancipatie ‘voltooid’ werd verklaard door minister De Geus, zorgde dat door het hele land voor bezuinigingen. Zo ook in Amsterdam, waar het EBA enkele jaren later verdween – net als vele andere vrouwenorganisaties.
In 2003 scheef de opgerichte ‘Adviesraad Diversiteit en Integratie’ de conclusies van de jaren erna op: Amsterdam had sinds de jaren ‘90 geen samenhangend emancipatiebeleid meer gevoerd. In 2007 keerde het tij: de gemeente besloot dat er een nieuw, onafhankelijk platform moest komen voor de positie van Amsterdamse vrouwen. Dit Servicepunt Emancipatie (SPE) verdeelt jaarlijks subsidie over vrouwenorganisaties in Amsterdam en organiseert aanbod voor hen gericht op o.a. professionalisering. In de afgelopen jaren is emancipatie weer beter op de agenda gezet, met meer aandacht voor de intersecties tussen gender, seksualiteit en migratieachtergrond. Uit een analyse van het gemeentebudget blijkt dat er van 2011 tot 2017 €400.000 per jaar naar vrouwenemancipatie is gegaan. Dit is in 2020 verdubbeld tot €800.000 per jaar, waarvan €200.000 naar SPE om uit te besteden aan kleinere vrouwenorganisaties. Dit bedrag klinkt als veel geld, maar is slechts 0,1% van het volledige gemeentelijke budget.
Na deze informatieve opening betreden twee bijzondere gasten het podium: Dita Vermeulen, in de jaren ’90 wethouder in deelraad De Pijp en daarna in Oud-Zuid en voormalig hoofd vrouwenemancipatiebeleid gemeente Amsterdam, en Zahra Runderkamp, onderzoeker gender en politiek aan de Universiteit van Amsterdam. Zij delen hun ervaring en advies met de aanwezigen. Vermeulen: “Emancipatie loopt door alle generaties heen. Het gaat om solidariteit en om zichtbaarheid. Ondanks verschillende partijstandpunten kun je solidariteit hebben voor overkoepelende vrouwenbelangen.” Ze vertelt dat het in ‘haar’ tijd te vaak ontbrak aan die solidariteit: vrouwen hielpen elkaar niet zo vaak als ze hoopte. Op de vraag of dat ook nu nog aan de orde is, knikken enkele aanwezigen ja. Runderkamp voegt hieraan toe dat vrouwen in de politiek vaak moeten concurreren voor dezelfde posities, en dat vrouwelijke politici bovendien nog steeds vaak op ‘vrouwenonderwerpen’ worden gezet. Zij krijgen portefeuilles als onderwijs en zorg, en minder snel financiën en ruimtelijke ordening. “Niet alleen vrouwen hoeven dit op te lossen. We hebben sowieso meer vrouwen nodig in de politiek, die zich onder andere met vrouwenzaken bezig houden, maar juist ook met klassieke ‘mannenonderwerpen’ zoals verkeer en financiën.”
Vervolgens gaan de aanwezigen in groepen uiteen om te praten over drie thema’s: emancipatie in de openbare ruimte, de rol van het bedrijfsleven bij emancipatie en de samenwerking tussen lokale vrouwenorganisaties en politici. De overheid stimuleert samenwerking met lokale organisaties. Toch is de de manier waarop is niet altijd even effectief, volgens de aanwezigen. De subsidies die vrouwenorganisaties krijgen zijn vaak van korte duur, waardoor het lastig is om lange termijn plannen te maken. Hierdoor blijft lange termijn verandering uit. Daarnaast zien de organisaties weinig échte betrokkenheid van de gemeente. “Vaak merk je dat de gemeente liever in stenen investeert dan in mensen.” Ook de kinderopvang komt langs; iets waar in Amsterdam een groot tekort aan is. “Willen we dat vrouwen vrij zijn om te werken, dan moet kinderopvang een basisvoorziening worden.” En werkgevers moeten meer flexibiliteit tonen: er moet meer ruimte zijn voor flexibele uren en voor thuiswerken.
Momenteel heerst het idee dat vrouwenemancipatie een proces is dat vanzelf gaat. Niets is minder waar: het is essentieel dat vrouwen een eigen plek krijgen in het beleid van élke gemeente. Niet als bijzaak, maar als deel van elk dossier. Daarbij is het betrokken van lokale organisaties noodzakelijk; politici hoeven niet zelf een netwerk op te bouwen wanneer deze netwerken al bestaan. De oproep aan hen is om daar gebruik van te maken. “Vrouwenorganisaties zijn de oren en ogen van de stad.”
Meer weten?